Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [34]Zouden [dan] niet al dezelve [36]van hem een spreekwoord opnemen, en [37]een uitlegging der raadselen van hem? En [38]men zal zeggen: Wee dien, [39]die vermeerdert hetgeen het zijne niet is ([40]hoe lange!), en dien, die op zich laadt [41]dik slijk. 34. Of, zullen niet allen. 35. Te weten al die heidenen en volken die de koning Nebukadnezar overweldigd en onder zijn gebied gebracht heeft, vs.5. 36. Dat is, hem belachen en bespotten; te weten als hem God te schande zal gebracht hebben. 37. Dat is, hetgeen zij eerst bedektelijk en als met verbloemde woorden hem verweten hebben, dat zullen zij daarna met klare en duidelijke woorden doen; verg. Jes.14:9,10. 38. Te weten een iegelijk onder de godzaligen, van wien vs.4, gesproken is. 39. Dat is, die zich verrijkt met hetgeen het zijne niet is. berovende andere heren en lieden van hunnen landen en goederen. 40. Te weten zal het duren, o Heere, dat Gij hem hierover niet straffen zoudt? De zin is: Gij zijt zo rechtvaardig, dat Gij deze goddeloosheid niet lang ongestraft zult kunnen laten. Anders: hoe lang, te weten zal deze zijn onverdragelijke land- en geldroverij duren? 41. Alzo noemt de profeet het zilver en goud, mitsgaders alle andere aardse goederen, die deze koning samengeschraapt en vergaderd had.